Sinds 1 januari 2022 is er een nieuwe regeling van kracht voor de sociale zekerheid van betaalde sportbeoefenaars. Vroeger werden socialezekerheidsbijdragen van sportbeoefenaars berekend op basis van een inkomensplafond; sinds 2022 worden ze berekend op basis van hun reële lonen. Het Instituut baseert zich op de gegevens van de RSZ voor de berekening van de loonkloof. Deze verandering heeft dus een grote impact gehad op de statistieken. Daarnaast ontvangen sommige (meestal mannelijke) sportbeoefenaars zulke hoge lonen dat die doorwegen in de sectorcijfers. Een specifiek rapport over de loonkloof in de sport was daarom nodig, en de resultaten zijn opvallend.
De loonkloof bij de betaalde sportbeoefenaars bedraagt in België 81%, gecorrigeerd voor arbeidsduur en 85% ongecorrigeerd voor arbeidsduur.
« Om het te maken in de topsport is het belangrijk dat atleten zich daar professioneel op kunnen toeleggen. Maar op dit moment blijft dit een utopie voor veel vrouwelijke sportbeoefenaars. De genderkloof is echter gigantisch. 6% van de profs is vrouw. Bovendien gaat het voor 59% van hen om een deeltijdse tewerkstelling, ten opzichte van 30% bij mannelijke profs. Deeltijds aan topsport doen is uiteraard een illusie: in de praktijk betekent dat deeltijds betaald worden om je (meer dan) voltijds op je sport te richten. »
Liesbet Stevens
Adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
De gelijkheid van vrouwen en mannen in de sport moet dan ook aan aandachtspunt blijven en op lange termijn verder uitgewerkt worden met de steun van alle betrokken actoren en stakeholders. Concrete acties kunnen deze overgang ondersteunen, waaronder: identiek prijzengeld garanderen voor vergelijkbare wedstrijden voor vrouwen en mannen, meer aandacht in de media voor de vrouwen- en gemengde sporten, en eerlijke steun voor atleten van de overheid en federaties, zodat topsportsters fatsoenlijk van hun sport kunnen leven.