Mevrouw V. werd niet beschermd tegen de represailles waarvan zij het slachtoffer werd. De Belgische wetgeving bood namelijk alleen bescherming aan werknemers die als getuige optraden voor de rechtbank of bij het onderzoek naar de klacht van het slachtoffer. Die getuigenis moest ook voldoen aan een reeks formele vereisten.
De zaak belandde voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In zijn arrest oordeelde het Hof dat de bescherming van getuigen in ruime zin moet worden toegepast en niet mag worden beperkt door formele criteria. De bedoeling is dat gediscrimineerde personen én getuigen stappen kunnen ondernemen om gevallen van discriminatie op te sporen en op te lossen. Volgens Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, « ondermijnden de te strenge voorwaarden in de Belgische wet de doeltreffendheid van de bescherming. Werknemers dreigden te worden ontmoedigd om een gediscrimineerde persoon te steunen uit angst voor represailles.”
Ze benadrukt het belang van deze zaak: « Het toont ook het belang aan dat slachtoffers en getuigen discriminaties op grond van geslacht blijven melden bij het Instituut. De aangifte van mevrouw H. en mevrouw V. en de door het Instituut gesteunde gerechtelijke stappen hebben uiteindelijk tot een belangrijke wijziging van de Belgische wetgeving geleid. De Represaillewet is immers een belangrijke stap vooruit voor alle slachtoffers van discriminatie en zij die hen met raad en daad bijstaan.”
[1] De zogenaamde Represaillewet brengt wijzigingen aan in de Welzijnswet en de (drie) antidiscriminatiewetten, waaronder de Genderwet. De volledige naam van de wet is: “wet tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wat de bescherming tegen nadelige maatregelen betreft”.
Perscontact Instituut:
Sofie Roelandt
sofie.roelandt@igvm.belgie.be
02 233 48 31
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd opgericht in 2002. Het is een onafhankelijke federale overheidsinstelling die de gelijkheid van vrouwen en mannen waarborgt en bevordert. Het bestrijdt elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op grond van een door de Genderwet beschermd criterium, waaronder geslacht. Het Instituut ontwikkelt een wettelijk kader, strategieën en instrumenten om dit te kunnen doen. Jaar na jaar stijgt het aantal meldingen en klachten bij het Instituut, wat nu al boven de duizend zit.
Ook advies verlenen, onderzoek opzetten, opleidingen geven, concrete acties en brede campagnes behoren tot de taken. Bijna 70 mensen zetten zich elke dag in voor meer maatschappelijke aandacht voor gendergelijkheid via het Instituut.
Slachtoffers of getuigen van discriminatie op grond van een door de Genderwet beschermd criterium (waaronder geslacht) kunnen zich gratis en in alle vertrouwelijkheid laten informeren over hun rechten. Indien gewenst kan ook een klacht ingediend worden. Dit kan op 0800/12 800 of via op https://igvm-iefh.belgium.be.