De afgelopen jaren zijn we getuige geweest van gebeurtenissen die we alleen uit de geschiedenisboeken kennen. Onze Europese cultuur is geconfronteerd met wat er gebeurt. De lelijke waarheid is dat primaire reacties ons niet vreemd zijn. We zijn ermee geboren; Door de jaren heen hebben we geleerd primitieve emoties te onderdrukken en ons correct te gedragen, omdat we in de samenleving leven. We hebben geleerd ons gezond verstand te gebruiken, gericht op onderhandeling, compromissen en overeenkomsten. In politieke taal: dit is het diplomatie. In juridische taal – dit zijn buitengerechtelijke procedures of bemiddeling.
Zoals we allemaal weten: “Zelfs de slechtste overeenkomst is beter dan de beste rechterlijke beslissing.” – een bekende uitspraak onder advocaten. Waarom vermijden juridische professionals dan nog steeds mediation? Ligt het probleem in de wetgeving, of in onze overlegcultuur?
Volgens artikel 1 van Richtlijn 2008/52 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken, PB 2008 (L 136), is het hoofddoel ervan “de toegang tot alternatieve geschillenbeslechting vergemakkelijken en de minnelijke schikking van geschillen bevorderen door het gebruik van bemiddeling aan te moedigen en te zorgen voor een evenwichtige relatie tussen bemiddeling en gerechtelijke procedures.”
Sinds 2008 zijn er veel onderzoeken en analyses uitgevoerd, die allemaal aantonen dat de praktische toepassing van de richtlijn verre van de gestelde doelstellingen is. Enkele van de onderzoeken die moeten worden opgemerkt, zijn:
“Het kwantificeren van de kosten van het niet gebruiken van bemiddeling – een data-analyse” (De studie uit 2011 en “Het rebootonderzoek van 2014”, beide in opdracht van het Europees Parlement. Deze onderzoeken schatten dat als alle zaken in de EU eerst naar bemiddeling zouden gaan en de procedure in 50% van de gevallen zou slagen, het gemiddelde aantal bespaarde dagen 240 dagen zou bedragen; als bemiddeling in 70% van de gevallen zou slagen, zou de tijdwinst oplopen tot 354 dagen. Wat de kostenbesparingen betreft: de geldbesparingen per afzonderlijk geschil werden vermenigvuldigd met het aantal geschillen in de EU per jaar, wat resulteerde in een besparing van ongeveer dertig tot veertig miljard euro met een slagingspercentage van 50%. Ondanks deze indrukwekkende gegevens heeft het Europees Parlement zijn goedkeuring gehecht Resolutie van 12 september 2017 over de tenuitvoerlegging van de EU-mediationrichtlijn, waarbij wordt gesteld dat de in artikel 1 genoemde doelstellingen niet zijn bereikt, aangezien in de meeste lidstaten gemiddeld in minder dan 1% van de rechtszaken gebruik wordt gemaakt van mediation. Later in 2018, een Briefing op verzoek van de JURI-commissie van het Europees Parlement werd gepubliceerd, volgens welke we getuige zijn van de “EU-bemiddelingsparadox”: “Als het vergroten van het gebruik van bemiddeling aanzienlijke tijd- en kostenbesparingen oplevert voor de partijen (evenals de rechterlijke macht en de belastingbetalers), waarom hadden de lidstaten dan zulke lage bemiddelingspercentages?”
Het antwoord op deze vraag is behoorlijk complex. De redenen voor deze paradox zijn niet zozeer juridisch, maar psychologisch en cultureel. Mijn observaties, vanuit mijn ervaring tot nu toe, overlappen met enkele conclusies van de geciteerde onderzoeken en we kunnen ze als volgt samenvatten:
1- Invoering van verplichte mediation is cruciaal voor de succesvolle implementatie van mediation
Het blijkt dat wanneer lidstaten de vrijheid hebben om te kiezen of zij bemiddeling willen toepassen, zij dat eenvoudigweg niet doen. En ik geloof dat het een begrijpelijke psychologische reactie is. Italië is een voorbeeld van het feit dat na de invoering van verplichte mediation voor een bepaalde reeks zaken de vraag naar vrijwillige mediation sterk is toegenomen (150.000 – 200.000 mediationzaken per jaar). In Bulgarije kennen we de Mediation Act al sinds 2004, lang vóór de goedkeuring van de EU Mediationrichtlijn. Sindsdien probeert een kleine groep ervaren bemiddelaars stereotypen te doorbreken en bemiddeling op nationaal niveau te implementeren. In 2018 was er een doorbraak met de Ronde Tafel voor Verplichte Mediation, georganiseerd door de Hoge Raad van Advocaten en het Centrum voor Overeenkomsten en Mediation van de rechtbanken van het district Sofia en de rechtbank van Sofia, die serieuze publieke reacties opriepen. Maar pas in 2021 nam het panel van rechters van de Hoge Raad van Justitie een concept aan voor de introductie van verplichte gerechtelijke bemiddeling in burgerlijke en handelszaken in Bulgarije.
2- Financiële prikkels voor deelname aan de procedure / Relatieve sancties:
De introductie van iets nieuws is veel gemakkelijker te accepteren als het gebonden is aan financiële prikkels of daaraan gerelateerde sancties. In Bulgarije ontvangen de partijen bijvoorbeeld een terugbetaling van 50% van de staatsvergoeding die aan de rechtbank is betaald als zij het geschil met succes via bemiddeling hebben opgelost. De Roemeense wet voorziet in een volledige terugbetaling van de gerechtskosten als de partijen een hangend geschil via bemiddeling oplossen. Soortgelijke bepalingen zijn te vinden in de Hongaarse wetgeving en ook in Italië, waar alle handelingen en overeenkomsten die voortvloeien uit bemiddeling zijn vrijgesteld van staatsvergoedingen. Wat de sancties betreft, deze lijken in dit stadium het meest gevoelige onderwerp te zijn, omdat we het risico lopen de mensenrechten en de toegang tot de rechter aan te tasten.
3- Het verhogen van de criteria voor licentiebemiddelaars
Op dit moment beschouw ik dit als een tekortkoming, omdat de criteria te algemeen zijn. Dit is de reden waarom veel rechters in landen waar mediation niet verplicht is de procedure mijden omdat ze twijfelen aan de effectiviteit van de procedure en/of de kwalificaties van de mediators. Daarom ben ik van mening dat de regelgeving met betrekking tot de vereisten voor bemiddelaars moet worden gespecificeerd en dat de toegang tot dit beroep moet worden aangescherpt. Hier moeten we het goede voorbeeld noemen van Roemenië en hun Bemiddelingsraad – een nationaal orgaan dat zich volledig toelegt op het bevorderen van bemiddeling, het ontwikkelen van opleidingsnormen, het opleiden van leraren die opleidingen verzorgen, het uitgeven van documenten waaruit de beroepskwalificaties van bemiddelaars blijken, het aannemen van een ethische code, zoals evenals het formuleren van voorstellen voor wetgevingshandelingen.
4- Samenwerking met advocaten
Helaas vermijden advocaten in veel Europese landen nog steeds bemiddeling, omdat zij van mening zijn dat buitengerechtelijke geschillenbeslechting hun inkomsten uit rechtszaken zal ontnemen. Om dit probleem te overwinnen is het uiterst belangrijk dat de nationale ordes van advocaten werken aan het vergroten van de competentie van advocaten. Advocaten moeten ervan verzekerd zijn dat bemiddeling hen niet uit de markt zal werpen, maar hen nieuwe kansen zal bieden, aangezien de deelname van advocaten aan de bemiddelingsprocedure van cruciaal belang is. Bedenk dat zelfs in Italië beoefenaars van juridische beroepen zich tegen de veranderingen verzetten, in beroep gingen tegen de wetgeving bij de rechtbank en zelfs gingen staken.
5- Verduidelijking van de verplichtingen van handhavingsfunctionarissen
In 2021 heeft de CEPEJ (Europese Commissie voor de efficiëntie van de rechtspleging) tijdens haar 36e plenaire vergadering een Bemiddelingsbewustzijn en trainingsprogramma voor handhavingsagenten, dat tot doel heeft de efficiëntie van de rechterlijke verwijzing naar bemiddeling te waarborgen. Ik deel volledig de mening die is verwoord in de richtlijnen van de aanbeveling van de Raad van Europa over handhaving, volgens welke de rol van de handhavingsfunctionaris duidelijk moet worden gedefinieerd in de nationale wetgeving, om verwarring in bevoegdheden en procedures te voorkomen. Van handhavingsambtenaren wordt verwacht dat zij tijdens de handhavingsfase de rol van “postgerechtelijke bemiddelaar” op zich nemen. Maar het opleggen van deze rol moet gedetailleerd en vooraf worden gecommuniceerd. Anders riskeren we het tegenovergestelde effect, waardoor handhavingsagenten zich zouden kunnen terugtrekken uit de bemiddeling, net als andere hierboven genoemde juridische professionals.
6- Verbetering van de juridische cultuur van de samenleving
De invoering van Europese wet- en regelgeving gaat over het algemeen van boven naar beneden, wat normaal is. Maar dit leidt vaak tot problemen bij de implementatie ervan in de praktijk. In mijn ervaring hanteer ik altijd de tegenovergestelde benadering: individualiseer het probleem in de kinderschoenen en formuleer een oplossing. Ik denk bijvoorbeeld dat we niet over verplichte gezinsbemiddeling kunnen praten als we geen vooruitgang hebben geboekt bij het oplossen van het probleem van huiselijk geweld. Er moet prioriteit worden gegeven aan kwesties, vooral in landen met een lagere levensstandaard, maar ook in samenlevingen waarvan de cultuur aanvankelijk militanter is.
Ten slotteblijkt dat, zelfs als we een geweldig regelgevingskader hebben dat tot doel heeft ons leven gemakkelijker te maken, de regelgeving in de praktijk niet van toepassing zal zijn totdat we een individuele bottom-up-benadering toepassen – te beginnen bij individuen, via juridische professionals tot nationale en Europese instellingen.
Zijn we dus bang voor bemiddeling? Niet meer.
Maar hebben we een overeenkomstcultuur? Nog niet.
Oorspronkelijk gepubliceerd in The European Times.